Bij het organiseren van zoveel mogelijk aandacht voor de Late Rembrandt heeft het museum in Amsterdam de hulp ingeroepen van een aantal bekende Nederlanders. Jort Kelder, André Kuipers, Sophie Hilbrand en Mart Visser nemen de bezoeker online mee door de expositie.
Bij de honderd laatste werken van de grootste schilder uit onze geschiedenis wordt de hulp ingeroepen van de snelle praters van het beeldscherm. Geschoolde wetenschappers moeten het alleenrecht prijsgeven. Dat zal best pijn hebben gedaan. En dan bij zo’n belangrijke tentoonstelling. Maar een directie die bij het publiek massaal aandacht wil vragen heeft vast gelijk. Oneliners hebben meer succes bij Jan Met De Pet van Drie Hoogachter dan wetenschappelijk verantwoorde uiteenzettingen.
Die laatsten worden al gauw saai. Universitair geschoolde kunsthistorici krijgen hulp van amateurs met praatjes.
Hoe erg is dat?
Kunstgeschiedenis is doorgaans boekenwijsheid. Zelf heb ik het ook enige tijd gestudeerd. Het is lang geleden en ik weet niet of er ondertussen veel is veranderd. Onderzoek naar herkomst en betekenis blijft vanzelf belangrijk.
Het is heel goed en belangrijk dat mensen daar tijd aan besteden. Maar kort en krachtig uitleg geven, een verhaal vertellen waar mensen graag naar luisteren, het is een kunst die je niet zo gauw leert in de bibliotheek. En ook niet in een prentenkabinet. Helaas. Daar mag een student niet eens hardop praten, daar moet gefluisterd worden, en zelfs dat is in de regel ongewenst.
Kunsthistorie. Tijdens excursies bezochten we met de professor altaarstukken in vele kerken en musea. Alle kerken en alle musea. Zo lieten we van Brugge en Gent tot Florence en Rome een eindeloze rij met heiligen en martelaren aan ons voorbij komen. De bijbehorende attributen en symbolen moesten minutieus besproken worden. Ik was niet katholiek opgevoed en buiten scheen de zon. Ik was meer geïnteresseerd in moderne kunst. Wat kon mij al die religieuze narigheid schelen. Het ging mij steeds meer tegenstaan. De studie kunsthistorie, het leek in die tijd wel een opleiding priester te worden.
Er schiet mij een anekdote te binnen. Waarschijnlijk waar gebeurd. Sandberg, indertijd directeur van het Stedelijk Museum, had een sollicitante op bezoek. Na afloop van het gesprek vroeg Sandberg waarom zij dacht voor de functie gekwalificeerd te zijn. “Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd” was het antwoord. “Oh,” had Sandberg gezegd, “dat hoeft toch geen bezwaar te zijn.” Maar zij werd vervolgens niet aangenomen. Sandberg had een hekel aan kunsthistorici, een enkele uitzondering daargelaten. Het was niet wat hij zocht. En terecht. De meeste kunsthistorici die ik ken weten nog steeds niet hoe ze een schilderij moeten vasthouden. Daar hebben ze een magazijnbediende bij nodig. Jazeker, een bediende met witte handschoenen.
En nu we het er toch over hebben: zou de restauratie van het Rijksmuseum zoveel jaren geduurd hebben als het project niet onder leiding van een kunsthistoricus had gestaan? Een kunsthistoricus en een bouwproject? We laten de metro in Amsterdam toch ook niet aanleggen door een archeoloog omdat er bij de graafwerkzaamheden potten en pannen tevoorschijn kunnen komen!